Aankomst
Wat er ook gebeurt, ik kan altijd nog het klooster in. Als klein kind dacht ik al: ik maak me geen zorgen, want er is altijd nog deze uitweg.
Hier denk ik aan terug wanneer ik om 7 uur s’ochtends op maandag op de bushalte alvast mijn laptop open sla om te beginnen met tikken. Werk deadlines dansen voor mijn vermoeide ogen.
“Bij de nonnen*… waarom ook niet?” mompel ik.
Later leerde ik van zuster Esther dat het woord ‘non’ door een kwetsende geschiedenis nu verouderd is. De correcte term vandaag is ‘zuster’.
Een aantal maandagen later staan Annabelle, een collega van de redactie, en ik voor de ingang van het Clarissenklooster in Megen. Toen Annabelle hoorde van het plan om drie dagen het klooster in te gaan was ze meteen enthousiast om er een item over te maken. Nu kijkt ze met grote ogen naar het massieve bakstenen gebouw voor ons, haar blonde haar nat van de regenbui die net begonnen is. Als een mythisch slot is het omsingeld door een groene gracht. Het wateroppervlakte danst door de regen.
Dit is het oudste nog bewoonde Clarissenklooster van Nederland. Sinds 1700 wonen hier al zusters volgens de leefregel van Clara van Assisi.
Clara zelf was nog maar achttien toen ze in 1211 het voorbeeld van de beroemde monnik Franciscus volgde. Hij bouwde voor haar een klooster, waar ze abdis werd. Hier kon ze leidinggeven en haar intelligentie kwijt op een manier die in die tijd verder niet altijd mogelijk was voor vrouwen. Ze was erg vroom, maar het feit dat haar vader haar wilde uithuwelijken was vast ook motiverend om uiteindelijk het wereldse leven achter haar te laten.

Gelukkig word ik niet uitgehuwelijkt. Toch ben ik benieuwd of het klooster me de uitweg uit de dagelijkse stress kan bieden die ik zoek. Hoe is het om in deze tijd nog in het klooster te leven?
Na binnenkomst hebben we een welkomstgesprek met zuster Esther in een zijkamertje van de aankomsthal. Met glimlachende ogen achter haar ronde brilletje bestudeert ze ons terwijl ze thee inschenkt. Haar grijze pony komt onder haar bruin en witte habijt uit. De houten staande klok in de hoek lijkt steeds langzamer te gaan tikken. Ze grinnikt: “vinden jullie het spannend?” We knikken. “Ik ben benieuwd wat jullie als jongvolwassenen uit deze ervaring zullen halen”.
Aan de ene kant lopen kloosters steeds meer leeg. Esther vertelt dat er, van de twintig zusters, de afgelopen jaren wel vijf naar een ouderentehuis moesten verhuizen.
Aan de andere kant zijn stilte retraites in opkomst. Vorige week heeft ze voor het eerst een retraite gehouden over bidden naar de wijze van Franciscus. “Het is toch een populair woord op dit moment”, verklaart ze.
Esther geeft ons een rondleiding langs de bibliotheek en tuin en legt ondertussen rustig uit dat als we mochten willen praten, we dat het beste zachtjes op een van onze kamers kunnen doen.
Zo beginnen onze dagen van stilte.


In de kapel zitten de zusters al op de houten banken, met hun ogen gesloten. De avonddienst begint snel. Eigenlijk wil ik iedereen begroeten, maar in plaats daarvan loop ik zo zachtjes mogelijk. Mijn schoenen echoën op de stenen vloer. Bladerend in de twee dikke liedboeken proberen we te vinden wat er gezongen wordt. De hoge stemmen galmen door de ruimte. Esther wijst ons de juiste pagina. Een zuster staat op voor het gebed. “Vandaag bidden we ook voor de verhalenmakers: de journalisten, componisten en schrijvers.” Ik open mijn ogen en glimlach. Blijkbaar is dit hun manier van begroeten.

Clara vond het belangrijk om net als Franciscus en Jezus in armoede te leven en at daarom maar één keer per dag. Hoewel de zusters nog steeds ‘s middags warm eten is er s’ochtends en s’avonds wel een koude maaltijd. Na de dienst kauw ik op mijn roggebrood, zittend aan de lange houten tafels van de eetzaal. Annabelle pakt nog twee sneetjes. Ik kan me geen houding geven in de stilte. Hoelang is het acceptabel om naar buiten te kijken? Met moeite houd ik mezelf tegen om te gaan fluiten. Annabelle heeft net haar laatste boterhammen gesmeerd als de bel gaat en iedereen opstaat voor het dankgebed. Ik loop alvast terug naar onze gastenkamer. Welke donker houten deur leidt nou naar de juiste gang? Een zuster wijst vriendelijk naar de grote deur in het midden.

Achteraf verzekerde zuster Esther ons dat het klooster graag aanpassingen maakt voor allergieen zolang ze op de hoogte zijn, zodat niemand honger hoeft te lijden.
In de gastenkamer drinken we thee. “Shit!” Ik gebaar naar de klok die aangeeft dat de laatste dienst van de dag net begonnen is. We rennen naar de gang. Twee andere kloostergasten die aan het afwassen zijn in de bijkeuken kijken ons verbaasd aan. Het zijn zussen van boven de vijftig die samen de kloosterroute wandelen die langs dit dorp loopt.
Ik wenk ze mee: “de dienst is al begonnen!” Dan kijk ik nogmaals om naar de klok en realiseer ik me dat hij stilstaat. “Je kan je thee nog rustig opdrinken”, lacht de zus in het rode fleece vest en een boeren accent. “Volgens mijn horloge hebben we nog een half uur.”
Eenmaal in de kapel knort mijn maag tijdens het tiende couplet van de tweede hymn.
Voordat we gaan slapen, willen we nog wat frisse lucht. Annabelle en ik lopen naar de binnentuin, omringt door een hoge heg en de kloosterramen erachter. Achter sommigen brandt nog licht. “Ik begrijp helemaal niets van de liederen” fluistert Annabel terwijl we op een trappetje zijn gaan zitten “Om dan te bedenken dat ze die vijf keer per dag, voor de rest van hun leven blijven zingen… en dat alles voor God.”
Er zijn geen lantaarns in de tuin, alleen het gefonkel van de sterren.
De zusters wijden hun hele leven aan één doel. Hebben wij als mensen überhaupt een alomvattend doel, of kijken we niet verder dan onszelf en de volgende deadline? In bed blijft het door mijn hoofd spoken. Waar leef ik eigenlijk voor? Dan droom ik weg.
Verblijf
De volgende ochtend wordt ik wakker omdat de volle maan een spotlight op me richt door het kloosterraam.

Het is 6 uur. Op de gang hoor ik al zusters heen en weer lopen.
De eerste dienst van half 7 bevat een lezing over het kloosterleven. De zuster die voorleest waarschuwt: “Pas op! We zijn als reiziger en vreemdeling op deze aarde. Ons werk hier is tijdelijk en we moeten niet te werelds worden. Stel je voor dat een jonge hippe kloosterling de boel wilt moderniseren, dan zou de monnik nog wel eens een ondernemer kunnen worden en de abdis een manager. We moeten altijd uitkijken dat het innerlijk leven eerst komt en dan het werk. Daarnaast willen we onszelf ontwikkelen met meerdere soorten arbeid, zonder dat één persoon hierin veel belangrijker wordt dan de rest. Elk mens is gelijk en dat willen we niet vergeten.” Mijn mond valt open in de half verlichte kapel. Is het klooster nou stiekem een succesvolle anti-kapitalistische commune? Als ik naar rechts kijk is Annabelle in slaap gevallen.

Tijdens de tweede dienst van de ochtend lukt het al beter om de liederen te vinden in de boeken. De stilte valt me nauwelijks meer op tijdens het ontbijt. Het gekletter van bestek mengt zich met het gekwetter van de vogels buiten. Annabelle maakt verveeld een puzzel van haar broodstukjes en tekent in de suikerresten op haar bord.
De rest van de ochtend spreken we af om ons terug te trekken in onze eigen kamers. Ik sla de dekens van mijn bed om me heen tegen de kou. Het is verleidelijk om mijn telefoon te pakken en muziek op te zetten. In plaats daarvan pak ik mijn notitie boek en begin te schrijven.

Het klooster voelt nog niet aan als een vredig oord. Ik voel me een beetje misplaatst. Net zoals de zusters probeer ik me naar binnen te keren.
Vreemd dat kloosterlingen meer vanuit hun eigen innerlijke gevoelens leven, maar dit voor het goede van de hele wereld doen, terwijl de algemene burger meer leeft vanuit de verwachtingen van de wereld, maar dit doet voor zichzelf…

Voor ik het weet dommel ik in slaap.
Voor de eucharistieviering in de middag is het een gezellige drukte met de monniken die op bezoek komen. Er klinkt onrustig gefluister in de hoge, koude gangen.
De warme lunch waar we naar uit hebben gekeken stelt niet teleur. In de kruidige groente soep gaan overgebleven stukjes hostie uit de eigen hostiebakkerij.

Die avond nodigt zuster Esther ons uit voor een praatmomentje. “Hoe gaat het?”, vraagt ze terwijl ze koekjes pakt voor bij de thee. Annabelle barst los: “Het is toch lastiger dan we dachten.”
“We zijn chronische overprikkeling gewend”, zeg ik, aangemoedigd door Esthers vriendelijke blik. Met heimwee denk ik aan mijn koptelefoon.
“Tja, vroeger was het veel makkelijker voor kloostergasten.” vindt Esther. “Dat de natuurlijke stilte langzaam uitsterft in het alledaagse leven heeft grotere gevolgen dan we denken. Vroeger kwamen gasten hier meer voor hun plezier, nu is het vaker noodzaak omdat mensen een burnout hebben of overspannen zijn en tot rust moeten komen.”
Het CBS liet in 2020 al weten dat een op de zeven jonge werknemers psychisch vermoeid is en dit nog vaker voorkomt bij vrouwen.
Volgens de Nationale Enquête van Arbeidsomstandigheden zijn deze cijfers, na even te dalen tijdens de corona tijd, inmiddels weer aan het stijgen.
Annabelle bekent: “Mijn hoofd is juist onrustiger geworden”. Zachtjes: “Het helpt ook niet dat ik nauwelijks mijn ogen open kan houden tijdens de diensten van de moeheid.”
“Oh!” Esther stopt ons een tweede koekje toe. “Dat is heel normaal. Als je voor het eerst alle prikkels uitzet komt alles naar boven wat je hebt onderdrukt. Meestal hebben we niet eens door hoe moe we zijn totdat we even rustig gaan zitten. Dat word niet zomaar makkelijker, ook voor ons is stilte iets wat we blijven oefenen. Soms ga ik volkomen op in een dienst en op andere dagen zit er tijdens het gebed een boodschappenlijstje in mijn achterhoofd. Je doet niks fout.”
Annabelle zucht alsof er een gewicht van haar schouders valt.
“Je kan morgen ook lekker uitslapen hoor”, knipoogt Esther.
Vertrek

Op de laatste ochtend loop ik alleen naar de eerste dienst. Op mijn sokken, want de schoenen die ik mee heb genomen vind ik teveel lawaai maken. Als ik de kapel binnenkom is het compleet donker. Alleen de schimmen van de zusters zijn in de banken te zien. Een grote kaars in het midden wordt aangestoken. Het gezang voelt als een koel bad op een benauwde dag.
Terug op mijn kamer klinkt de melodie nog steeds door in mijn hoofd.
Elke seconde lijkt de nacht buiten mijn raam een klein beetje te verdwijnen. Ik kan mijn ogen niet afhouden van de ochtendlucht. Zachtjes kniel ik op de houten vloer en neem waar. Langzaam komen er kleuren te voorschijn.
Het begint met het wit van de maan
zwart van de vroege vogels
goudgeel van de bomen
groen
en als laatste uitgestrekt blauw.
Dan is de zon op.
Plotseling luidt de bel voor de ochtenddienst.
Zonder dat ik het doorhad heb ik drie kwartier op de grond vol ontzag naar buiten gestaard. Heb ik dit schouwspel elke dag gemist?
Tijdens het ontbijt sluit ik mijn ogen. De stilte is als een betovering die niemand wilt doorbreken.
Die namiddag laat zuster Esther ons de tuin zien, met verstopte prieeltjes en een beginnend voedselbos. We eten verse vijgen en ruiken aan de kruiden. Esther oogst zelf de kruiden als het tijd is en maakt daar de heerlijke klooster thee van en andere geneeskrachtige middelen. “Die boom is een wonder”, wijst ze ons. Het lijkt eerder een overeind stekende tak dan een boom. “Er groeide dit jaar twee enorme perziken aan: hij boog om van het gewicht. We hebben ze met iedereen gedeeld.”
Hoe is Esther in het klooster gekomen? Ik vraag het haar tijdens ons laatste gesprek. Ze gaat er goed voor zitten, haar gewaad verspreid over de stoel. “Toen ik jong was, in de jaren tachtig, werd ik geïnspireerd door dappere Jesuiten die religieus leven en activisme combineerden.” Dromerig staart ze voor zich uit.
“Maar hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik me realiseerde dat de wereld al genoeg activisten had. Zij die toegewijd zijn aan bezinning en stilte zijn zeldzamer en misschien meer nodig. Ik studeerde een tijdje in het klooster en voelde me meteen thuis. Al op mijn achttiende wou ik intreden, maar ik was nog te jong en moest eerst mijn opleiding afmaken.” Ze neemt een slokje van haar thee.
“Het voelde als de juiste keuze, ook al was het destijds controversieel. Dit leven werd op mijn pad gegooid, maar het is niet voor iedereen. Ieder heeft zijn eigen roeping.”
Met dezelfde bepakking lopen we het klooster weer uit. Toch voelt de wereld meer sereen. Is dit hetzelfde dorp waar we in aankwamen? De gedachtes die ik normaal wegdruk passeren nu rustig door mijn hoofd. Het is me even gelukt om er niet voor te vluchtten. Biedt het klooster me de uitweg die ik zocht, of is het normale leven juist een uitweg?

Annabelle glimlacht naar de kletsende mensen op het treinperron. “Wat is er?”, vraag ik.
“Het klooster is dan misschien niks voor mij, maar ik heb wel geleerd hoe fijn het is dat we elke dag zo kunnen invullen als wij dat willen. We kunnen praten, dansen of lachen, we zijn altijd vrij.”
In die vrijheid kiest onze maatschappij steeds minder voor stilte. Als jong persoon kunnen we daarom soms niet eens meer de geluiden horen van waar het nou echt om gaat. Dat de kloosters steeds kleiner worden is hier een directe afspiegeling van.
“Moet je proeven!” Annabelle houd me een blikje cola voor en ik neem een slokje. Mijn ogen worden groot als de smaak explodeert in mijn mond. “Wauw!”, roep ik uit. Voorbijgangers kijken ons raar aan. Ze weten niet dat we geen drugs high ervaren, maar het contrast met het eenvoudige klooster eten.
Nee, ik word geen zuster, denk ik bij mezelf. Toch hebben Annabelle en ik allebei een nieuwe kamer in ons hoofd geopend. Een kamer waar er altijd ruimte te vinden is. Zelfs als de zusters, mocht die dag ooit komen, hun laatste noot zouden uitzingen.
Wat een intressant verwoord allemaal.
Ik wou er ook wat over zeggen wat ik herken,en zelfs met mijn kennis sprak ik er vandaag over,over de tijd van tegenwoordig.
En dat ging over verslaving van de media als je op Facebook,instagram en internet zit,dat het te verslavend is.
En ook mensen hebben haast en stress in deze tijd,dat is niet goed voor ons allemaal.
Veel mensen lijden onder de moderne tijd dat het niet altijd lukt te onthechten en het leven niet rustig is.
Ook dat wij mensen kiezen voor het normale leven van nu kiezen met verwachtingen van de wereld.
Terwijl het juist zo mooi is om voor het leven van eigen innerlijke gevoelens te kiezen.
Dat kennen wij bij de antroposofen ook.
Want ik ben ook in de moderne tijd helaas geboren,en wou dat ik nog van de oude generatie ben,en op mijn 8 este al kreeg ik een vriendschap band met de historische tijd die voor de moderne tijd was.
Een lichtpuntje en bij de antroposofen is de ouderwetse tijd van Nederland tot eind jaren 90 heel lang met oude tradities en rituelen in stand gebleven en kregen godsdienst les op de vrije school.
Sommige ambachtelijke beroepen zijn er nog,alleen via en melkboer maakte ik weer in de huidige maatschappij mee,dus de moderne tijd waar ik in opgroeide kende ik de helft van winkels nog in bakkers,groente boeren,slagers,smederijen,zeilmakers en veel handvaardige schip beroepen,niks hoefde snel af te zijn.
Bij de antroposofen deden wij niet aan audio anders was de groepsleider bang dat wij de hele tijd achter de tv en muziek radio zaten,en niks anders meer zouden doen.
Wij maakte zelf met instrumenten muziek en met zang er bij,d zang cultuur en volksdansen bleef in stand.
Nou nu ik weer in de maatschappij van tegenwoordig woon herken ik enorm hoe het leven minder stiller is geworden.
Ik vind ook dat de maatschappij verhard.
Ik stoor mij er aan,maar probeer toch van het leven te genieten,en positief denken.
En zou het fantastisch vinden als iedereen weer gelovig zou worden en eenvoudig zal leven.
Ik ga in een minder grote stad in de toekomst wonen waar naast de levendigheid ook een rust sfeer is en dat is in Hoorn in West-Friesland wat in provincie Noord-Holland.
Ik zal het ook mooi vinden als in heel Nederland op zondag een sabbat dag komt allemaal niet werken.
Ik kende ook nog de tijd dat zondag een rustdag is en alle winkels dicht waren,echt fantastisch!